Cookie beleid Hazerswoudseboys

De website van Hazerswoudseboys is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

Geschiedenis

Herinneringen aan 100 polderlopen!

Het door de selectie van Hazerswoudse Boys georganiseerde evenement is een begrip in de regio. Door de jaren zijn er veel mooie prestaties neergezet en veel grappige dingen gebeurd. Met organisatoren Erik Bos, Dick Smits en Ernst-Jan Pels, elk goed voor minstens 50 polderlopen, haal ik herinneringen op.

Ik ontmoet de heren in de café de Egelantier. Bij binnenkomst is het meteen gezellig. Erik begroet Dick met “Hé Broer!”. Ernst-Jan heeft een dikke map bij zich. Later op de avond blijken hier onder andere kranten-knipsels in te zitten. Als we gaan zitten hoef ik geen vraag te stellen, want Erik begint meteen te vertellen over hoe het begon.

Het begin.
Erik: Het is eigenlijk allemaal begonnen in 1987. John van Strien was altijd met lopen bezig en had contacten bij de voetbal. Je had toen de Brandweerloop, maar die gasten wilden er mee stoppen. Toen werd ’s zomers al een loop gehouden vanaf het trainingsveld van de Boys. Dat was best een succes en toen het jaar erop inderdaad besloten werd om te stoppen met de Brandweerloop zijn we direct ingehaakt en hebben wij de eerste Polderloop gehouden. Dat deden Dick en ik met John van Strien en Piet Swart. Ton van Veen was de penningmeester en Piet Rademaker was de speaker die ook plaatjes draaide. Vanaf het begin deed de selectie de organisatie, maar de opbrengst was dan ook voor de selectiepot.

Ernst-Jan: Ik kan me dat ook nog goed herinneren, de start was bij de Sporthal en dan werd er via de Van de Boschstraat langs de kerk door de torenstraat gelopen…

Erik: Ja, dan moest je nog opschieten, want rond die tijd ging net de kerk uit en dan werd je opgehouden. Niet iedereen was er trouwens even blij mee dat er op zondag werd gelopen. Het heeft zelfs nog een adverteerder gekost.

Dick: En dan over de Zuiddijk en de Voorweg, via de Smitweg en de Loete weer terug naar het dorp. Dan door de Gerelaan en achterlangs bij de Sporthal. Dat was 10 kilometer, dus als je 20 kilometer liep moest je twee rondjes. De kortere afstanden hadden een keerpunt. Toen kon je nog geen 15 kilometer lopen, dat is later gekomen. Toen is de 20 kilometer ook een halve marathon geworden.

Hoe veel polderlopen hebben jullie gedaan?
Erik: Precies 50! Ik werd op 9 februari 2000 50 jaar oud. In die maand was ook de 50stepolderloop. Dat leek me een mooi moment om er mee te stoppen. Het liep prima, maar ik vond het wel goed zo. Ik was altijd aanspreekpunt en ’s middags na de loop verzorgde ik de PR. Zat ik stukjes te faxen naar de krant. Zo ging dat toen.

Dick: Ik zette altijd de borden uit en deelde de posten in. Ik ben daar toen Erik stopte gewoon mee doorgegaan, pas in 2007 ben ik gestopt, toen ben ik mee gaan lopen.

Erik: Mee gaan lopen? Dat wist ik niet. Je hebt zeker nooit in de krant gestaan?

Dick: Nou dat is me ook nog wel gelukt.

Dat klopt ook, want ik schreef toen de stukjes over de Polderloop. Soms moest ik wel vermelden dat Dick eervol 12e was geworden, terwijl we normaal alleen de top 3 vermeldden, maar Dick haalde de krant.

Dick: In 2009 werd ik echter trainer van het tweede, en maakte ik dus deel uit van de selectie en kon ik dus weer aan de gang. Nu ben ik er nog steeds bij.

Ernst-Jan: In 1991 kwam ik bij de selectie en sindsdien help ik in de organisatie. Ik ben nu eindverant-woordelijk en aanspreekpunt.

Wat is er nu anders dan in de beginjaren?
Erik: Daar kan ik niet veel over zeggen, want ik heb al jaren geen Polderloop meegemaakt.

Ernst-Jan: Verrassend weinig. Zelfs de folders, ooit ontworpen door jeugdtrainer Gunther Gehlich, zijn nog hetzelfde. En een aantal sponsors is ons zelfs al die jaren al trouw. Zo zorgt Wout Bergers al jaren voor de Polderloopshirts, die je krijgt als je 3 lopen in een jaar mee doet. Ieder jaar moet het jaartal even worden aangepast en kiezen we een andere kleur, maar het shirt blijft.

Maar hebben jullie dan nooit iets veranderd?
Dick: Ja, we hebben nog een tijdje een tocht voor skeelers gedaan. Maar dat liep niet echt geweldig. Zeker als het slecht weer was, was dat geen succes. Als het mooi weer was in april wilde er nog weleens wat skeeleraars komen. Overigens waren de lopers daar niet al te blij mee, want die gasten namen veel ruimte in en dat was zeker op de smalle paden niet handig.

Erik: En we hebben nog een aantal jaren en extra loop gehouden in mei, samen met de Rotary. Dat was dan voor het goede doel. Daar kwamen niet zo heel veel mensen op af, maar het was soms wel lachen. De mensen van de Rotary hielpen ook mee. En dan lieten wij ze gewoon sinaas-appels snijden, of kleedkamers schoonmaken. Waren ze niet zo gewend, dus daar hebben we wel lol om gehad.

Dick: Eigenlijk is de voornaamste verandering de aanleg van het fietspad langs de Oostvaart. Toen hadden we ineens veel meer mogelijkheden om routes uit te zetten. Alle afstanden kregen ook een andere route.

Ernst-Jan: Maar in de basis is het hetzelfde. Het zou ook vreemd zijn om iets wat zo goed loopt te veranderen. Het aantal lopers loopt wel een klein beetje terug, maar ieder jaar zijn er toch zo’n 1000 lopers die mee doen. Het recordaantal van 555 lopers van januari 1994, zullen we wel niet meer verbeteren. We hebben nu ook meer concurrentie dan in de beginjaren. Wel hebben we de start van sommige afstanden nog een keer verlegd. We hadden namelijk een 10,2 km en een 15,2 km als afstand en veel lopers vonden dat maar niets. Dus hebben we het parcours zo aangepast dat het nu echt 10 km en 15 km is.

Erik: Nu je het over de start hebt. Dick en ik waren vaak op het laatste moment nog bezig om de meetpunten aan te geven. We hebben nog weleens ’s nachts om 3 uur de keerpunten en de startlijn op het asfalt gespoten. Stonden we om half acht ’s morgens weer bij de voetbal. Was de lijn nog niet eens droog. Het was overigens maar goed dat we ’s nachts geen politie tegen kwamen toen we onderweg waren.

Dick: Maar de lijn stond er wel!

Erik: Daar hebben we ook nog wel eens een probleem mee gehad. Het had gesneeuwd en degenen die bij het keerpunt moesten staan, konden de markering op het pad niet vinden. Hebben ze de lopers maar gewoon ergens terug gestuurd.

Welke deelnemers zijn jullie bijgebleven?
Ernst: Uiteraard de gebroeders Van Bruggen. Harm en Jan liepen altijd lange afstanden en meestal eindigden ze als eerste en tweede. Harm won meestal en als hij over de finish was, sprong hij gelijk op zijn fiets om zijn broer binnen te halen. Dan ging hij er als een soort coach naast rijden. Ik heb over hem ook weleens horen vertellen, dat hij bij gladheid trainde door rondjes te rennen in de paardenbak achter zijn huis.

Erik: En “de Shoes”! Die maakten niet alleen muziek, maar die konden ook nog eens heel hard lopen. En Nel van den Hengel. Die was ook altijd erg fanatiek en won vaak bij de dames. En als ze dan vervolgens niet in de krant stond, vond ze dat niet leuk en kreeg je dat te horen.

Ernst-Jan: Maar ze was ook altijd heel erg positief over de organisatie. Ze bedankte altijd iedereen en heeft nog eens een heel leuk stukje in de Rijnwoude Koerier gezet waarin ze vertelde dat ze het zo bijzonder vond dat ook na een Rijnwoude Livetour iedereen gewoon aanwezig was voor de organisatie.

Dick: Dat was ook niet echt vanzelfsprekend. Ik ben er nog weleens een tegen gekomen op het pad naar de voetbal toe om 11 uur. Die kwam dus rechtstreeks uit de kroeg en dat was te merken!

Erik: Ja, ik heb ook weleens van lopers gehoord dat mijn medewerkers nogal naar de drank roken. En dat klopte, maar ze waren er wel!

Dick: En dan was er nog de Generaal. En man met een grote snor en een pijp, die altijd witte wijn dronk en een soort lange onderbroek onder zijn sportbroek droeg. Die zette zijn vrouw af bij Bram in de sporthal en liep zelf de Polderloop mee. Op witte wijn. En de laatste tijd doet Hans Alkemade vaak mee. Die komt bijna elke loop, maar is ook bijna altijd te laat. Dan gaat hij dus met enkele minuten achterstand in achtervolging op de rest.

Zijn er verder nog leuke verhalen die beslist moeten worden vermeld in dit interview?
Deze vraag had ik misschien als eerste moeten stellen, want als antwoord krijg ik een relaas van de heren dat minstens een half uur duurt. Ik kan onmogelijk alle verhalen hier opschrijven, want dan moet de bezorger van de Sportvriend aanbellen, omdat het clubblad niet meer door de bus past. Wat hieronder wel staat vermeld zijn enkele hoogtepunten, maar het is beslist een aanrader om de heren eens naar de andere verhalen te vragen. Ik had in ieder geval een leuke avond.

Dirk: Bij een verfrissingspost stond Art Toor. Een loper vroeg wat hij had. Art opnoemen: “Sinaasappels, limonade, water….” Intussen pakte de loper een beker warme thee die hij in één beweging over zijn hoofd gooide. “En thee!” riep Art hem nog na.

Ernst-Jan: Tegenwoordig hebben we de feestpost op de kruising van de Smitweg en de Voorweg. Benno Zintel en Peter Rademaker maken daar echt een feestje en hangen daar ballonnen en slingers op. Soms maken ze met stoepkrijt een hinkelbaan. De meeste lopers kunnen er wel om lachen.

Dick: En Gup was nog eens heel vroeg ’s ochtends bezig om dranghekken uit te zetten. Toen was hij waarschijnlijk vergeten om de klep van zijn Pickup dicht te doen. Alle hekken vielen met een hoop kabaal van zijn wagen af en de hele Warnaarkade was wakker. Konden ze gelijk meelopen!

Met opruimen ging het ook een keer mis. De gebroeders Lourier hadden een nieuw schuurtje gebouwd en Daan van Zanten kon er net inrijden met een volgeladen auto met borden. Toen hij de auto had leeggemaakt was deze echter een stukje omhoog gekomen. Daardoor zorgde Daan er bij het wegrijden voor, dat de ingang van de schuur duidelijk groter werd, want hij reed de halve pui er uit. Dat moest hij toen nog even aan Jos en Aart-Jan gaan vertellen. Nou, het heeft even geduurd voor hij dat durfde.

In februari dus de 100ste loop. Is dat niet vreemd, met 4 lopen per jaar zou je verwachten dat de 100ste in december is?
Ernst-Jan: We hebben twee keer afgelast. Eén keer vanwege de MKZ-crisis, dat was in april en toen hebben we alleen mensen de gelegenheid gegeven om een shirt op te halen, maar is er niet gelopen. De andere keer zat het parcours onder de ijzel en was er echt niet te lopen. Dat is nu twee jaar geleden. Zaterdagavond werd ik heel veel gebeld door lopers. Of het nog door ging. We wilden wel, maar het kon echt niet. Toen hebben we de loop ’s morgens afgelast.

Komt er een 200ste loop?
Allen: Misschien wel, maar ik ben er dan vast niet meer bij.

Wat is de kracht van de organisatie?
Erik: Je verplaatst je in de deelnemers en probeert het hen naar de zin te maken. Ook op de laatste loper wordt gewacht bij de finish, zelfs als hij er meer dan 2 uur over doet.

Ernst: Het is ook vaak na de loop zeer gezellig en veel mensen van de organisatie blijven hangen voor een drankje. Die gezelligheid zorgt ervoor dat iedereen mee blijft doen met organiseren. In wezen zit je er niet op te wachten op zondagochtend, maar iedereen is er steeds bij.

Dick: Zelfs na de Rijnwoude Livetour! En dat is toch de zwaarste loop voor de organisatie.

Ernst: En veel dingen regelen zichzelf. Zo zijn er al jaren een aantal vriendinnen van selectieleden die in de keuken staan. Die regelen dat helemaal zelf, heb je geen omkijken naar.

Gaat er nog iets bijzonders gebeuren na de 100ste loop?
Ernst: Ja, we willen de lopers een speciale herinnering geven en we willen na de loop een borrel houden met alle oud-medewerkers. Hopelijk komen er veel lopers en veel medewerkers

Delen

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!